Apocriefe evangeliën in de koran

Fictieve openbaringen moeten voorrang geven aan de waarheid

James M. Arlandson

Mohammed leefde zeshonderd jaar na Maria en Jezus. Wat waren zijn bronnen voor hun leven?

Vrome moslims zeggen dat gedurende een tijd Allah Gabriël naar beneden stuurde om de gehele koran aan zijn favoriete profeet Mohammed te openbaren.

Mohammed zelf beweert in de koran dat hij niet met hen was gedurende de gebeurtenissen in het leven van Maria, maar niettemin had hij openbaringen van Allah, dus wie heeft er feiten nodig?

3:44 Dat zijn berichten over het verborgene die We aan jou (O Moehammad) mededelen. En jij was niet met hen … (Siregar)

Dit vers zet de epistemologische uitleg uiteen aan vrome moslims en aan anderen. (Epistemologie bestudeert hoe we kennis vergaren.) Als gevolg zegt Mohammed: “Ik was niet met hen, dus geloof dat ik deze gebeurtenissen in Maria’s leven van Allah kreeg!” Dus, geloof werd op een voetstuk geplaatst. Openbaring lijkt alle andere soorten kennis, zoals nauwkeurig onderzoek, te overtroeven. Maar wat als de openbaringen zijn gebouwd op ficties? Moeten we er dan in geloven?

Dit is erg verschillend met Lucas’ vertelling over de geboorte van Jezus. Hij zei dat hij alles van de aanvang af nauwkeurig naging terwijl het nog vers in het geheugen van mensen was (Lucas 1:1-4). Noch hij noch andere bijbelauteurs zetten de volgende onrealistisch hoge standaard: “Ik was er 600 jaar geleden niet bij, dus als ik beweer door een openbarende trance dat een gebeurtenis lang geleden historisch is (maar in werkelijkheid niet is), dan geloof mij steeds volkomen .. Ik krijg de kennis van deze gebeurtenissen van een Gabriëlgeïnduceerde betovering, ongeacht wat de feiten zeggen. Ik kreeg deze verifieerbare feiten niet van menselijke bronnen, dus ga niet langs mij heen en onderzoek mijn beweringen niet!”

Bijbelse inspiratie staat een “organische” en samenwerkingsverband tussen de mens en de heilige Geest toe. Onderzoek Mohammed met dezelfde nauwkeurigheid zoals Lucas dat doet? Nee, dus dat betekent zijn onrealistische geïnspireerde koran faalt op het moment enkele feiten hem tegenspreken.

Zie dit [Engelstalige] artikel voor de problematische fysieke symptomen van Mohammeds “openbaringen.” De islamitische doctrine van inspiratie laat geen ruimte voor menselijk onderzoek toe. Hoewel dit de koran sterker lijkt maken, is het in werkelijkheid zijn zwakheid – het is een fatale tekortkoming.

Dus, wat zou hiermee gebeuren tegen alle verwachtingen in moslimgeloof in torenhoge openbaringen als Mohammed zijn opinie over de jonge Maria ontving (en bij analogie of bij uitbreiding over jonge Jezus) van bronnen anders dan Allah?

Allerbelangrijkst, als deze niet-Allah bronnen over Jezus blootgelegd kunnen worden, moeten we dan luisteren naar de zelf toegeschreven menselijke boodschapper (soera 3:144) wanneer hij het Zoonschap van Jezus Christus ontkent?

1. Jonge Maria ontvangt voorziening en zorg in soera 3:37 en 3:44.

Mohammed hield ervan om de verhalen van de bijbel te vertellen, maar op zijn eigen bijzondere manier. Vergeleken met de originele versies voegt hij details toe en laat andere weg. Hij redigeert de bijbel ten aanzien van Noach, Abraham, Lot en Mozes, bijvoorbeeld, maar meest opvallend leent en redigeert hij de geboorte en jeugd van Maria. De canonieke Vier Evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes zwijgen geheel over deze legende.

Echter, een apocrief evangelie verzint ficties over Maria, waarvan Mohammed leent.

De koran zegt:

3:37 Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en zorgde ervoor dat zij goed opgroeide en Hij vertrouwde de zorg voor haar aan Zakarijja toe. Telkens als Zakarijja bij haar in het heiligdom binnenkwam vond hij proviand bij haar. Hij zei: “Marjam, waar heb jij dit vandaan?” Zij zei: “Het komt van God. God geeft levensonderhoud aan wei Hij wil, zonder afrekening.” (Leemhuis)

Deze passage zegt dat jonge Maria onder de hoede van Zacharia, een oude man, geplaatst werd. Maria wordt gevonden in een heiligdom. Zij ontvangt miraculeus levensonderhoud. Waar heeft Mohammed deze fictie vandaan gehaald?

De hoofdideeën in deze passage zijn duidelijk overgenomen van het Protoevangelium van Jacobus, ook getiteld Geboorte van Maria. Openbaring van Jacobus of Boek van Jacobus. Het is geen deel van de nieuwtestamentische canon. Het komt laat in de geschiedenis en conflicteert zo enorm met de vier evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes, welke alle apostolische attestatie hebben. Het Boek van Jacobus is daarentegen een werk van fictie en verbeelding.

Het apocriefe evangelie zegt:

5.1 En zij [Anna, Maria’s moeder] maakte een heiligdom in haar [Maria’s] kamer…8.1 En Maria was in de Tempel vertroeteld als een duif en ontving voedsel uit de hand van een engel.

De koran heeft enkele details veranderd in deze twee verslagen, of Mohammed ontving een variatie op de legende, maar de algemene overeenkomst tussen de twee is opmerkelijk. Allereerst, de omgeving van een heiligdom gaan gelijk op. In de koran woont Maria in een heiligdom; in het pseudo-evangelie woont zij eerst in een heiligdomhuis, en daarna verhuist zij naar een groter heiligdom, de tempel. Ten tweede, de wonderbaarlijke voorzieningen gaan gelijk op. De koran zegt dat Maria miraculeuze voorzieningen van Allah ontving; het pseudo-evangelie zegt dat een engel het haar gaf. Ten derde, zoals we zullen zien in de volgende vergelijking, de oude leeftijd en het roepen van de twee gaan gelijk op. De koran zegt dat Zacharia, een oude man, de leiding over haar werd gegeven, terwijl het pseudo-evangelie zegt dat Zacharia, tenminste voor een kort moment, de leiding over haar was gegeven (8.3). Maar Jozef, een oude man (en toekomstige echtgenoot) zal permanente zorg over haar gegeven worden, leidend tot een huwelijk.

Mohammed was geen geleerde, dus we moeten hem voorstellen als het hebben van droge perkamenten of stoffige papyri manuscripten voor hem, zodat hij van hen frase voor frase kan lenen. In plaats daarvan circuleerden deze verhalen rond op de handelsroutes, die verteld en herverteld werden door dichters en verhalenvertellers en gewone mensen. Dus sommige details veranderen gedurende de eeuwen, of Mohammed veranderde details (of beide), maar de essentie en het algemene plaatje blijft.

De koran zet in soera 3:44 uiteen hoe de voogdij voor de jonge Maria werd besloten – het werpen van loten, in het creëren van enig tumult onder de kandidaten die mogelijk bijeen verzameld werden om voor haar te zorgen.

De koran zegt:

3:44 Dat zijn berichten over het verborgene die Wij aan jou (O Moehammad) mededelen. En jij was niet met hen toen zij door hun pennen te werpen verlootten wie van hen verantwoordelijk was voor de zorg voor Maryam, en jij was ook niet bij hen toen zij hierover redetwistten.

Hetzelfde apocriefe evangelie zegt dat goddelijke pennen gebruikt werden om te beslissen over de zorg voor de jonge Maria. Deze passage beschrijft ook het tumult onder de kandidaten.

Het apocriefe evangelie zegt:

8.3 En de herauten gingen vooruit en verspreiden in de omgeving van Judea; de trompet van de Heer klonk en allen [de weduwnaar] renden ernaar toe. [De weduwnaars gaven hun pennen aan de hogepriester] 9.1 Toen hij de pennen nam, en (opnieuw) [uit de Tempel] ging en hen ook aan hen gaf: maar er was geen teken op hem…. [Jozef kreeg een goddelijk teken van een duif]. En de priester zei tot Jozef: “Jozef, op u is het geluk gevallen om de maagd van de Heer te ontvangen; neem haar onder uw zorg.

In beide verslagen worden waarzeggerij of goddelijk tekenen (pennen of loten) gebruikt om te bepalen wie voor de jonge Maria moet zorgen. Ook, het is niet moeilijk voor te stellen in zowel de koran als het pseudo-evangelie dat een kleine menigte van mannen zich verzamelde, zich afvragend wie voogdijschap zou winnen en daarna haar zou trouwen. Beide versies zeggen of impliceren dat zij “redetwistten” over haar. Mohammed veranderde eenvoudig enkele elementen of ontving een gewijzigde versie, zoals het verhaal in de vertelling groeide en zich geleidelijk ontwikkelde, van de ene eeuw naar de volgende. Maar het lenen is onmiskenbaar, ten minste voor degenen die hun verstand niet uitschakelen en zich niet vastklampen aan tegen kromme en gammele openbaringen.

Mohammed zet een epistemologische uitdaging neer in soera 3:44. Onze keus is helder. Of hij kreeg het verhaal over Maria’s geboorte en kindertijd uit een openbaring, of hij kreeg het uit een aardse bron (nergens gevonden in de vier evangeliën). Als enkele elementen van het verhaal gevonden kunnen worden in een apocrief evangelie, dan is de ultieme bron hier op aarde. Dit is helder voor degenen die filosofisch gezien openbaringen niet uitsluiten, maar die niet geloven dat “openbaringen” gedeeltelijk afgeleid uit menselijke ficties direct van God via Gabriël komen.

Ockham’s scheermes verwijdert verzonnen uitleggingen, en de helderste uitleg zegt dat Mohammed deze legende kreeg van een menselijk apocrief evangelie, niet van goddelijke openbaringen.

Er is nog meer bewijs dat de koran leent van de apocriefe evangeliën.

2. Maria ontvangt twee pseudo-wonderen in soera 19:23-26.

Soera 19 is genoemd naar Maria. Volgens soera 19:16-26 reisde Maria naar het oosten en sloot zij zich af. Een engel kwam en beloofde haar een zoon. Zij werd miraculeus zwanger, en tijdens de pijn van baren schreeuwt zij het uit.

De koran zegt:

19:23 En de geboorteweeën dwongen haar naar de stam van een palmboom (om zich tegen de pijn aan vast te houden) te gaan. Zij zei: “Was ik maar hiervoor gestorven en volledig vergeten geweest.” 24 Toen riep hij ( Djibril) haar van beneden de palmboom: “Treur niet, waarlijk, jouw Heer heeft een beekje beneden jou verschaft. 25 En schud de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er rijpe dadels op jou vallen. 26 Dus eet en drink en verkoel jouw ogen… (Siregar)

Dit verhaal van miraculeuze bevrijding door een palmboom en een beekje van water komt uit het Evangelie van pseudo-Matteüs, of preciezer: Het boek over de oorsprong van de gezegende Maria en de kindertijd van de Redder.

Mohammed verandert een passage in dit pseudo-evangelie, of hij hoorde een gewijzigde versie ervan (of beide). Hij verbindt het wonder van de palm en het beekje aan Maria die Jezus baart, terwijl het niet-canonieke evangelie zegt dat de baby Jezus het mirakel tot stand bracht. Jozef en Maria maken zich zorgen over eten en water wanneer zij naar Egypte reizen. Het kind Jezus hoort hun gesprek en lost hun probleem op.

Het apocriefe evangelie zegt:

Toen het kind Jezus, die zat met een gelukkige kalmte in zijn moeders schoot, zei tot de palm: “Buig neer uw taken, O boom, en verfris mijn moeder met uw vruchten.” En onmiddellijk op zijn bevel boog de palm neer naar de voeten van de gezegende Maria, en zij verzamelden ervan zijn vruchten en zij verfristen allen zich… [Toesprekend de palm, zegt Jezus:] “En open onder uw wortels een ader van water… en laat de wateren vloeien” … En toen zij de fontein van water zagen, waren zij erg blij en lesten hun dorst…

Hoewel de details verschillen, gaan de grote lijn van het pseudo-evangelie en de koran goed samen. Allereerst, zowel de koran als het pseudo-evangelie heeft dezelfde context: een geboorte en kindertijdvertelling – het begin van het leven van de Messias. Ten tweede, de koran heeft Maria die reist; in het pseudo-evangelie reist Maria (en Jozef en Jezus) ook. Deze reis voor een tienermeisje, helemaal alleen, is hoogst onwaarschijnlijk in deze cultuur, dus de koran creëert een fictie die niet gevonden wordt in het fictie-evangelie. Ten derde, de koran zegt dat Maria een stem of gebod hoorde; het pseudo-evangelie voegt eraan toe dat de stem of commando aan baby Jezus behoorde. Ten vierde, het apocriefe evangelie zegt dat een palmboom voedsel van boven voorzag en een beekje van water verfrissing van beneden voorzag; de koran zegt hetzelfde. Tenslotte, beide boeken rekenen deze fictie als een wonder toen Maria (en Jozef) die het meest nodig hadden. Klaarblijkelijk leerde Mohammed deze fictie niet van een manuscript voor hem. Hij was geen geleerde, per slot van rekening. Maar het lenen valt niet te ontkennen door objectieve lezers en zoekers.

Mohammed verliest zijn epistemologische uitdaging dat we zijn openbaringen moeten geloven ongeacht wat, en of hij daar op het toneel was of niet. Het bewijs suggereert dat hij zijn informatie niet van Allah kreeg, maar van menselijke bronnen.

Als Mohammed zo ver van de kindertijd van Jezus af is, moeten we dan, als redelijke personen wier geesten niet vertroebeld zijn door een leven van toewijding aan de islam, luisteren naar Mohammeds ontkenning van het Zoonschap van Jezus?

Tenslotte, volgens de koran keerde Maria terug naar haar volk, die zagen dat zij een baby in haar armen droeg. Zij schrokken zich en vroegen wat zij gedaan had en noemden haar de zus van Aäron, een andere koranverwarring, aangezien Aäron ongeveer 1400 jaar voor Maria leefde. Maar waarom is dit belangrijk?

Openbaring overtroeft heldere en simpele feiten in de hoofden van traditionele, korangelovende moslims.

3. Jezus spreekt als een kind in soera 19:29-31 en 3:46.

De ficties over Maria en Jezus in soera 19 gaan verder. Zij antwoordt niet op de vragen van de mensen over haar zwangerschap en haar baby, maar wijst in plaats daarvan op haar zoontje. Niettemin vragen de mensen een redelijke vraag. Hoe kunnen zij praten met een kind dat nog in de wieg is?

De koran zegt:

19:29-31 Zij zeiden: “ Hoe kunnen wij spreken met een baby, die nog als kind in de wieg ligt?” Hij (‘Isa) zei: “Voorwaar, ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij de Schrift gegeven en mij tot een Profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen de shalat te verrichten en de zakat (te betalen), zolang ik leef.

Maududi, een hoog gerespecteerd traditioneel commentator, betwijfelt niet dat dit een wonder is. Jezus zelf, niet Gabriël of joodse oudsten, spreekt als een kind (zelfde bron vol. 3, p. 72, noten 20, 20a en 21). Hij is juist. De context geeft een islamitisch “wonder” aan.

In deze verzen verandert Mohammed Jezus in een moslim, stapelend anachronisme op anachronisme. De babymoslim Jezus gebruikt het woord salaat (verplicht gebed), de tweede van de vijf pilaren in de islam. Het kind Jezus gebruikt het woord zakaat (liefdadigheidsbelasting) die alle moslims moeten betalen, de derde pilaar. Mohammed heeft het zicht op de objectiviteit en feiten verloren, en buigt de werkelijkheid naar zijn bedoelingen. Allah en Mohammed – beiden van hen – zijn onjuist.

Het plaatsen van “openbaringen” boven heldere en simpele feiten is problematisch, maar dit wordt dubbel problematisch wanneer de “openbaringen” zijn gebouwd op ficties.

De bron van soera 19:29-31 is een ander pseudo-evangelie: het Arabische kinderevangelie. Deze passage noemt een wieg.

Het apocriefe evangelie zegt:

We vonden het verslagen in het boek van Josephus de Hogepriester, die van de tijd van Christus was (en men zegt dat hij Kajafas was), dat deze man zei dat Jezus sprak toen Hij in de wieg was, en zei tot Maria Zijn Moeder: “Voorwaar ik ben Jezus, de Zoon van God, het Woord dat u baarde, overeenkomstig de engel Gabriël het goede nieuws gaf; en Mijn Vader heeft Mij gezonden voor de redding van de wereld.

In soera 19:30 zegt Jezus: “Ik ben de dienaar van Allah,” maar in het Arabische kinderevangelie zegt hij: “Ik ben Jezus, de Zoon van God.” Mohammed wijzigde het verhaal om het te laten passen bij zijn ontkenning van het Zoonschap van Christus.

Het geloof dat Jezus spreekt als een kind beïnvloedt niet alleen de koran“openbaring” in soera 19:29-31, maar ook die in soera 3:46, waar het woord “wieg” opnieuw wordt gebruikt.

De koran zegt:

3:46 En Hij [Jezus] spreekt tot de mensen vanuit de wieg en als volwassene en hij behoort tot de rechtschapenen.” (Siregar)

Mohammeds epistemologische uitdaging in soera 3:44 – “geloof mij, ongeacht wat!” – verliest grond. Hij kreeg deze wilde beweringen niet van God over het kind Jezus, maar van menselijke apocriefe evangeliën. We moeten Mohammed niet op zijn woord geloven wat betreft zijn openbarende kennis.

Als Mohammed zo onjuist is over de kindertijd van Jezus, waarom moet een redelijk persoon, wiens geest niet vertroebeld is door een leven van devotie aan de islam, luisteren naar Mohammed over het Zoonschap van Jezus?

4. Jezus verandert een kleivogel in een echte in soera 3:49 en soera 5:110.

Als bewijs van Jezus’ miraculeuze start, zegt Mohammed dat Jezus een kleivogel zal laten vliegen.

De koran zegt in soera 3:49 dat Jezus voorspelt dat hij een kleivogel in een echte zal veranderen:

3:49 En (hij is) als een Boodschapper voor de Kinderen van Israël, (die zegt:) “Voorwaar, ik ben tot jullie gekomen met een Teken van jullie Heer, en ik maak voor jullie (iets) uit de klei, gelijkende op de vorm van een vogel en ik blaas erin en het zal met verlof van Allah een vogel zijn…´ (Siregar)

De koran zegt in soera 5:110 dat Jezus de truc deed:

En toen jij uit klei de gelijkenis van een vogel schiep, met Mijn verlof, en ij blies erin en het werd een vogel, met Mijn verlof. (Siregar)

Waar heeft Mohammed de fictie vandaan over Jezus die een kleivogel in een levende verandert? De bron wordt gevonden in het Kinderevangelie van Thomas.

Het apocriefe evangelie zegt:

2.1 [Jezus] maakte zachte klei en modelleerde twaalf spreeuwen eruit... 4. Jezus klapte met zijn handen en riep tot de spreeuwen: “Ga.” En de spreeuwen vliegen sjirpend weg.

Natuurlijk, het aantal kleivogel en de reden van het wegvliegen van de vogels verschillen in de twee verslagen, maar de kern is er in beide. Ondanks het geloof van vrome moslims in openbaringen over een kleivogel, voor degenen buiten islam die kritisch denken niet geheel hebben opgeven, is het onvoorstelbaar dat Mohammed deze verzen uit het niets kreeg en niet uit het pseudo-evangelie als de ultieme bron.

Nogmaals, het is niet noodzakelijk dat Mohammed enig apocrief evangelie voor hem had, zich in hen verdiepende. In plaats daarvan pakt hij her en der ideeën op, langs de handelsroutes, zoals verhalen circuleerden door dichters of eenvoudige verhalenvertellers of nieuwsgierige zoekers door de eeuwen heen. Dit betekent dat de details kunnen verschillen, maar de essentiële ideeën zullen hetzelfde blijven.

Redelijke mensen moeten daarom concluderen dat al deze passages in de apocriefe evangeliën het fundament zijn voor de koranpassages geanalyseerd in de laatste vier secties.

Daarom, Allah via Gabriël stuurde niet één van deze legendes neer naar Mohammed. Deze kwamen van gebrekkige menselijke bronnen. Dit daagt de geloofwaardigheid van de koran uit, in het bijzonder wanneer het met de bijbel en de doctrine van Christus conflicteert. Mohammed verliest zijn eigen epistemologische uitdaging (soera 3:44).

5. Moeten we luisteren naar Mohammed over de ware identiteit van Jezus Christus?

Dit is de belangrijkste vraag.

In dezelfde soera 19 waar de fictie over de palm en het beekje gevonden wordt, stopt Mohammed niet eerder deze mythe dan dat hij ons vertelt wie de opgegroeide Jezus is – of niet is.

19:34 Dat is, ‘Isa, zoon van Maryam, het Woord van Waarheid waaraan zij twijfelen. Het is niet passend voor Allah om een zoon te hebben, Heilig is Hij, als Hij een zaak bepaalt, dan zegt Hij er slechts tegen: “Wees,” en het is. (Siregar)

Mohammed is verward in deze passage en anderen over de miraculeuze geboorte van Jezus (zie ook soera’s 19:20-22 en 3:47). Hij is het eens dat Jezus geen menselijke vader heeft. Hij zegt dat Allah het commando “wees” uitsprak, en Jezus werd geschapen in de schoot. Dus dit maakt God een soort vader van Jezus. Maar hij zegt ook dat het Allah niet past een kind te hebben. Iets is hier verkeerd. Klaarblijkelijk gelooft Mohammed dat de enige manier dat Allah de vader van Jezus kon zijn is wanneer Allah meer dan alleen zou spreken. Iets fysieks, wellicht?

Maar deze verwarring is naast het punt. We moeten een stap terug nemen en kijken naar het grotere plaatje.

Welk recht heeft Mohammed om de ware natuur van de Zoon van God te ontkennen? Hij is onjuist over de kindertijd van Jezus, sluit verzonnen verhalen in in zijn “foutloze” koran. Dus waarom moeten we hem geloven over zijn ontkenning van de Zoonschap van Jezus? Zonder twijfel, Mohammed kreeg deze ficties uit slechte menselijke bronnen, niet van Gabriël. De profeet was zo kortzichtig en onnozel dat hij vreemde ficties aanvaarde.

Is dit de profeet voor de hele mensheid, de laatste en finale, de beste van de besten?

We moeten zijn uitdaging aangaan die hij neerwierp in soera 3:44, omdat hij verliest.

Maar op een aards niveau, waarom zou Mohammed Jezus verlagen tot slechts een profeet, in plaats van het aanvaarden van zijn Zoonschap? Allereerst, Mekkaanse polytheïsten vertelden hem dat de engelen en de mindere godinnen de dochters waren van de hogere god. Mohammed moest ontkennen dat Allah kinderen had, en dit is inclusief de Zoon van God. Ten tweede, Mohammed was slechts een profeet, en hij zegt dat hij de beste en de laatste was. Zijn religie voltooit en corrigeert het christendom (en het jodendom), zo beweert hij. Dus hoe kon hij Jezus als de Zoon van God aanvaarden, als hij alleen een menselijke en sterfelijke boodschapper is (soera 3:144) die aan een koorts stierf in 632 na Christus? Dus Mohammed heeft een polemisch motief en een mensgericht motief om Jezus te verlagen.

Daarom moeten we niet luisteren naar Mohammed over de ware identiteit van Jezus. Mohammeds fouten ontnemen hem het recht om autoratief te spreken. Hij weet niet waar hij over praat.

6. Wie Jezus werkelijk is volgens autoratieve bronnen.

Het nieuwe testament is rigoureus onderzocht door westerse geleerden, en het heeft hun beproevingen doorstaan. Duizenden manuscripten kunnen gecrosschecked worden om elkaar te verifiëren, dus schrijffouten, per ongeluk of weloverwogen, kunnen eruit gezuiverd worden. Het probleem ontstaat wanneer een heilige tekst slechts een paar manuscripten heeft om op te steunen. Dan is de crosscheck beperkt. Dit is niet het geval met het nieuwe testament.

De canonieke vier evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes hebben het gewicht van kerkautoriteit achter zich aangezien de christenen het canonieke nieuwe testament bepaalden. Kerkleiders gebruikten een belangrijk criterium: apostolische verbinding (zij waren geschreven door een apostel of onder zijn supervisie). De boeken die we hebben in het nieuwe testament voldoen aan dit criterium.

Jezus hield meestal weloverwogen zijn ware identiteit buiten publieke domein, en aanvaardde de populaire (maar uiteindelijke inadequate) titels van profeet of leraar of rabbi. Maar hij onthulde zijn ware identiteit als de Zoon van God aan zijn kern twaalf discipelen en soms aan degenen buiten zijn vriendenkring. Hij ging erop uit zonder te pochen op zijn ware natuur.

In Matteüs 16:13-20 verzamelt Jezus zijn discipelen en vraagt hen wat de mensen zeiden over zijn identiteit. Zij antwoorden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ (vers 14). Daarna vraagt Jezus hen wat zij denken: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ (vers 15).

 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. (v. 16)

Jezus zegt dat Simon Petrus juist is en zegent hem voor het antwoord:

Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. (v. 17).

Afgevraagd mag worden waarom Jezus eenvoudigweg niet zijn ware identiteit aan zijn discipelen bekendmaakte. Dat was niet altijd zijn manier. Hij stelde vragen, om het antwoord te ontlokken. Hij beproefde mensen, zodat zij de juiste belijdenis kunnen doen, hun harten onderzoekende, denkend. Petrus nam de uitdaging aan en antwoordde Jezus correct: ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God’

Petrus de apostel leefde met Jezus gedurende drie jaar. Hij zag Jezus van dichtbij en persoonlijk. De kracht van God werkte werkelijke wonderen via Jezus. Petrus was hiervan getuige.

Mohammed de apostel, aan de andere kant, leefde zeshonderd jaar na Jezus. Dit betekent dat Mohammed gevoelig zou zijn voor fouten en voor het oppikken van verkeerde ideeën over Jezus. Dat is precies wat er gebeurde.Mohammed incorporeerde gebrekkige menselijke bronnen in zijn “openbaringen.”

Christenen moeten doctrines beproeven door de normen van Christus’ en de apostelen, aangezien leraren zouden opstaan en ontkennen dat Jezus Christus de Zoon van God is:

22 Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de Christus. De antichrist is ieder die de Vader en de Zoon niet erkent. 23 Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader. (1 Johannes 2:22-23)

Gebaseerd op deze nieuwtestamentische passage, geschreven door de apostel Johannes, wat moeten christenen concluderen over Mohammeds ontkenning dat Jezus de Zoon van God is? Mohammeds ontkenning van Christus’ Zoonschap doen hem negatief in het licht van de bijbelverzen staan. Hij was onjuist over het kind Jezus en over de volwassen Jezus.

Mohammed startte de epistemologische uitdaging in soera 3:44, die geciteerd wordt in de inleiding van dit artikel. Hij wil ons laten geloven – ongeacht wat – dat hij zijn informatie over de jonge Maria (en door uitbreiding over de jonge Jezus) kreeg van openbaringen, niet van aardse bronnen. Getuigen zeiden dat toen hij zijn openbaringen kreeg, hij om viel, zweette en bellen hoorde rinkelen – algemene symptomen die erg lijken op epilepsie. Echter, hij verloor zijn eigen uitdaging. Het bewijs laat zonder twijfel zien en tegen excessief en irrationeel geloof, dat Mohammed deze informatie kreeg uit apocriefe evangeliën, niet uit openbaringen.

Wat betreft de christelijke gemeenschap moeten verdwaasde en verwarde christenen niet de eeuwige Zoon van God inruilen voor een foutengevoelige menselijke boodschapper: Mohammed. Zijn boodschap was duidelijk niet het “beste van het beste,” evenmin was hij dat.

Jezus is de Zoon van God. Mohammed was een leenprofeet.

Dit artikel heeft een vergezellend artikel dat hier kan worden gelezen.