MOHAMMED EN DE SATANSVERZEN

Door: Samuel Green

Inleiding

Wat zijn “de Satansverzen”? Salman Rushdie maakte deze woorden beroemd nadat hij ze gebruikte voor de titel van zijn boek [1], maar waar verwijzen deze woorden naar? De Satansverzen verwijzen naar een gebeurtenis in Mohammeds leven. Deze gebeurtenis wordt in de koran verslagen.

En Wij hebben voor jouw tijd geen gezant of profeet gezonden zonder dat de satan hem, wanneer hij iets wenste, iets [om] volgens zijn wens [voor te lezen] had ingegeven. Maar God schaft af wat de satan ingeeft en dan stelt God Zijn tekenen eenduidig vast. (Soera 22:52, Leemhuis)

Nooit hebben We een enkele profeet of gezant gezonden voor jou (Mohammed) met wiens wensen Satan zich niet bemoeide. Maar God abrogeert de ingevingen van Satan en bevestigt Zijn eigen openbaringen. (Soera 22:52, vertaald uit de Engelstalige koran van Dawood)

Dit gedeelte van de koran is geadresseerd aan Mohammed om hem te troosten door hem te herinneren aan de profeten die er voor hem waren. Zoals jij kunt zien verwijst dit vers duidelijk naar Satans daden. Het vers zegt dat iedere profeet en gezant Satans “bemoeienis” met hun “wensen” heeft gehad, en zijn woorden (Satans woorden) plaatst in de openbaring van Allah, maar dat Allah de “ingevingen van Satan” geabrogeerd heeft.

Wat is de gebeurtenis achter zo’n vers? Wat waren de “wensen” van Mohammed waar satan zich mee bemoeide? Wat waren de “ingevingen van satan” die Allah moest abrogeren van wat Mohammed reciteerde? Waarom heeft Mohammed vertroosting nodig? De gebeurtenissen die achter dit vers liggen zijn goed opgeschreven en aanvaard als authentiek door de vroege islamitische geleerden Ibn Ishaak, Wakidi, Ibn Sa’d, en Tabari. In dit artikel zullen we bekijken wat de islamitische geleerde Ibn Ishaak [2] schreef over de Satansverzen. Ibn Ishaak is het oudste verslag van Mohammeds leven en de complete tekst van wat Ibn Ishaak schreef is voorzien in de bijlage.

Mohammed en de afgodsbeelden van Mekka

Terwijl Mohammed in Mekka was probeerde hij de Qoeraisj (Mekkanen) te overtuigen de islam te aanvaarden. Zij waren niet ontvankelijk voor hem en maakten zijn leven en die van zijn volgelingen moeilijk, en dus werd Mohammeds verlangen te zien dat zijn volk hem en de islam aanvaarden onvervuld. Dit was totdat Mohammed het volgende vers reciteerde.

Ziet Laat en Oezza, en Manaat, de derde... Dit zijn de verheven kraanvogels[3], op hun voorspraak kan worden gehoopt. (Ibn Ishaak, pp. 72-73

Laat, Oezza en Manaat waren enkele van de lokale afgodsbeelden die in Mekka aanbeden werden. Eerder had Mohammed tegen hen gesproken in zijn monotheïstisch prediking maar nu aanvaardde Mohammed de afgodsbeelden en reciteerde dat “op hun voorspraak kan worden gehoopt.” De islamitische uitleg waarom Mohammed de afgodsbeelden aanvaardde is dat satan deze woorden op Mohammeds lippen legde.

Satan... legde de volgende woorden in de mond: ‘Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt. (Ibn Ishaak, p. 71-72)

Mohammed reciteerde deze woorden alsof deze van God waren terwijl zij in feite van satan waren. Dit is wat bedoeld wordt met de frase “de Satansverzen”: deze zijn verzen van satan die Mohammed reciteert alsof deze van God waren. Nu Mohammed gereciteerd had dat de afgodsbeelden aanvaardbaar waren, aanvaardden de Qoeraisj hem.

Toen de Qoeraisjieten dit hoorden waren zij blij en het beviel hun zeer dat hun godinnen erin vermeld werden. ... Daarop verlieten de mensen het bedeoord en gingen uiteen. Ook de Qoeraisjieten gingen weg, blij dat zij hun godinnen hadden horen noemen, en zeiden: ‘Mohammed heeft onze goden op de best mogelijke manier’ (Ibn Ishaak, p. 73)

Mohammeds verlangen was gerealiseerd; de Qoeraisjieten aanvaardden hem. De Qoeraisjieten aanvaardden Mohammed omdat hij hun goden en afgodsbeelden had aanvaard. Echter, na enige tijd realiseerde Mohammed de fout van wat hij gezegd had. De islamitische uitleg is dat Mohammed door de engel Gabriël vermaand werd:

Toen kwam Djibriel [Gabriël] bij de Profeet en zei: ‘Mohammed, wat heb je gedaan? Je hebt de mensen iets gereciteerd wat ik je niet heb overgebracht van God en je hebt iets gezegd wat Hij niet tegen jou heeft gezegd!’

Mohammed veranderde nu van gedachten en zei dat God hem verteld had te spreken tegen de afgodsbeelden en deze te verwerpen.

Toen de openbaring kwam die de influistering van de Satan aan de Profeet afschafte zei Qoeraisj: ‘Mohammed heeft spijt gekregen van wat hij heeft gezegd over de positie van onze godinnen bij God, hij heeft het veranderd en is met iets anders gekomen.’ (Ibn Ishaak, p. 74)

Mohammed moest nu aan zowel zijn volgelingen als aan de Qoeraisjieten uitleggen waarom hij van gedachten over hun afgodsbeelden was veranderd en die niet langer aanvaarde. De reden die hij gaf was het volgende vers uit de koran.

Nooit hebben We een enkele profeet of gezant gezonden voor jou (Mohammed) met wiens wensen Satan zich niet bemoeide. Maar God abrogeert de ingevingen van Satan en bevestigt Zijn eigen openbaringen. (Soera 22:52, vertaald uit de Engelstalige koran van Dawood)

Mohammeds uitleg was dat zijn kortdurende aanvaarding van de afgodsbeelden was omdat satan zich met zijn wensen bemoeide en hem woorden gaf waarvan hij dacht dat die van God waren, maar dat God nu deze verzen verwijderd had en de hele situatie gecorrigeerd had.

Enkele opmerkingen over de Satansverzen

Een dergelijke gebeurtenis waarbij Mohammed de woorden van satan spreekt en beeldendienst en veelgodendom aanvaardt vraagt om enkele opmerkingen:

  1. Onthouden dient te worden dat het de koran is die schrijft dat satan zich met Mohammeds wensen bemoeide en ingevingen deed in wat hij (Mohammed) reciteerde (soera 22:52). En het is Ibn Ishaak, Wakidi, Ibn Sa’d, en Tabari die de details van deze gebeurtenis opschreven en aanvaardden. Als dit verhaal verteld was door mensen die tegen de islam zijn dan zou het eerlijk zijn om af te vragen of zij dit verhaal hadden bedacht als een middel om Mohammed in het diskrediet te brengen. Maar het is ondenkbaar dat Ibn Ishaak, Wakidi, Ibn Sa’d, en Tabari een verhaal over Mohammed die afgodsbeelden aanvaardt zouden verzinnen.
  2. De koran beschrijft dat andere profeten ook op deze manier zondigden. Adam pleegde deze zonde (soera 7:189-192) en evenzo Aäron (soera 4:163, 7:150-153). Beiden werden vermaand voor hun gedrag. Zij bekeerden zich en God toonde hen genade en vergaf hen. Daarom kan niet worden geredeneerd dat een profeet niet in staat is om dit te doen omdat de koran duidelijk beschrijft dat andere profetem dit deden..
  3. De koran beschrijft ook dat soms verzen van de koran werden veranderd.

    En wanneer Wij het ene teken [of vers] in plaats van het andere brengen - en Allah weet het beste wat Hij openbaart - zeggen zij: “Gij verzint slechts.” Neen de meesten hunner weten het niet. (Soera 16:101)

    In dit vers zien we mensen klagen over Mohammed door te zeggen dat hij een “vervalser” is omdat de inhoud van wat hij reciteerde veranderde. Dit is consistent met het verslag van de Satansverzen waar verzen die hij eerder reciteerde, later werden veranderd.

Hier is een ander voorbeeld van hoe Mohammed een eerder vers veranderde om het passender te maken.

Verteld door Al-Bara: Er werd geopenbaard: “Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden.” (Soera 4: 95) De Profeet zei: “Roep Zaid voor mij en laat hem het bord brengen, de inktpot en het schouderbladbot.” Toen zei hij: “Schrijf: Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten ..”, en op dat moment zat ‘Amr bin Oem Maktoem, de blinde achter de Profeet. Hij vroeg: “O Allah’s Apostel! Wat is uw gebod voor mij (ten aanzien van bovengenoemd vers) aangezien ik een blinde ben?” Dus, in plaats van het bovengenoemde vers, werd het volgende vers geopenbaard:“Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten, , met uitzondering der onbekwamen, aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden.” (Soera 4: 95) (Sahieh al-Boechari: volume 6, boek 61, nummer 512)

Deze hadieth doet helder verslag van de wijziging van soera 4:95 van zijn eerste tot zijn finale vorm. Dit type wijziging is precies wat gebeurde in het verslag van de Satansverzen. Dus de Satansverzen zijn niet het enige voorbeeld van dit type wijziging. Mohammeds wijzigingen van verzen lijken een karakteristiek te zijn van hoe de koran ontwikkelde.

  1. Mohammed pleegde een zonde. Afgodenbeeldendienst en veelgodendom aanvaardden is zondig. Mohammed deed dit een korte periode terwijl hij een profeet beweerde te zijn. Het is waar dat Mohammed berouw toonde over deze zonde en dit is tot zijn krediet, maar de gebeurtenis laat desondanks een groot falen in zijn leven zien. Deze gebeurtenis moet niet worden genegeerd omdat het onaangenaam of irrelevant is, want het toont aan dat Mohammed zoals jij en ik was; hij moest zijn zonden erkennen en om vergeving vragen.

    (Mohammed bad) O Allah! Vergeef mij fouten en mijn onwetendheid en mijn overtredingen van gerechtigheid in mijn daden; en vergaf wat U beter dan ik weet. O Allah! Vergeef het verkeerde dat ik serieus en niet-serieus heb gedaan, en vergeef mijn toevallige en bewuste fouten, alles dat in mij aanwezig is. (Sahieh al-Boecharie: volume 8, boek 75, nummer 408)

    Weet dan dat er geen god is dan God en vraag om vergeving voor jouw zonden en voor de gelovige mannen en vrouwen. (Soera 47:19)

  2. We zagen dat het volgende vers uitlegt waarom Mohammed kortdurend beeldendienst aanvaardde en satans woorden sprak.

    Nooit hebben We een enkele profeet of gezant gezonden voor jou (Mohammed) met wiens wensen Satan zich niet bemoeide. Maar God abrogeert de ingevingen van Satan en bevestigt Zijn eigen openbaringen. (Soera 22:52, vertaald uit de Engelstalige koran van Dawood)

Het vers zegt dat alle profeten en gezanten satans beïnvloeding hadden. Dit vers is gedeeltelijk waar, want het is waar dat satan veel van Gods profeten tot zonde heeft geleid. De bijbel beschrijft zulke gebeurtenissen, bijvoorbeeld, Adam en Eva rebelleerden tegen God (Genesis 3); Aäron maakte het gouden kalf (Exodus 32), David telde zijn leger (1 Kronieken 21:1); Juda verraadde Jezus (Lucas 2:3), en Petrus verleidde Jezus ( Mattheüs 16:23). Echter dit vers in de koran is geheel onjuist wanneer het over Jezus gaat want Jezus zondigde nooit. Jezus werd verleid door satan op precies dezelfde manier als Mohammed was, maar in tegenstelling tot Mohammed zondigde Jezus nooit. Mohammed werd verleid valse goden te erkennen om zijn verlangen dat de Qoeraisj hem aanvaarde te vervullen; hij gaf toe aan deze verleiding en erkende hun goden. Jezus werd ook verleid om zijn verlangen te vervullen om als Christus te regeren door valse goden te erkennen, maar toen satan Jezus verleidde:

Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ (Mattheüs 4:10)

Hoe verschillend is Jezus van Mohammed! Jezus gehoorzaamde altijd God :

die geen enkele zonde beging en over wiens lippen geen leugen kwam. (1 Petrus 2:22)

hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. (Hebreeën 4:15)

Jezus is de enige persoon die volmaakte onderwerping aan God gegeven heeft. Wat een groot voorbeeld is hij voor ons!

Bijlage: Het volledige verslag van Mohammed die de Satansverzen uitspreekt zoals verslagen door Ibn Ishaak

De Profeet hield het welzijn van zijn stam voor ogen en wilde toenadering tot hen op elke mogelijke manier.

Jazied ibn Ziaad al-Madani leverde over van Moehammad ibn Ka’b de Koeraiziet: Toen de Profeet zag dat zijn stamgenoten zich van hem afwendden en het moeilijk vond om aan te zien hoe zij afstand namen van de boodschap die hij hun van God overbracht, wenste hij dat er van God iets zou komen wat toenadering teweeg zou brengen. Met al zijn liefde en zorg voor zijn stam had het hem plezier gedaan als hij de hardheid die hij van hen ondervond wat had kunnen matigen; daarover dacht hij na en hij wenste het vurig. En toen God openbaarde: Bij de ster als hij ondergaat: uw gezel dwaalt niet en is niet misleid, en hij spreekt niet uit een bevlieging [53:1-3] en hij bij de woorden kwam: Ziet u Laat en Oezza, en Manaat, de derde, de andere? [53:19-20] legde de Satan hem, op grond van zijn eigen gedachten en wens, de volgende woorden in de mond: ‘Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt.

Toen de Qoeraisjieten dit hoorden waren zij blij en het beviel hun zeer dat hun godinnen erin vermeld werden. Zij luisterden naar hem, terwijl de gelovigen, die geloof hechtten aan de boodschap die hun Profeet bracht van hun Heer, hem niet van fouten, waanideeën of misstappen verdachten. Toen hij bij de teraardewerping kwam, aan het eind van de soera, wierp hij zich ter aarde en de moslims deden het hem na, omdat zij geloof hechtten aan de boodschap van hun Profeet en hem volgden. De heidenen uit Qoeraisj en anderen die in het bedeoord waren deden dat ook, omdat zij hun godinnen hadden horen noemen. Er bleef niemand in de moskee, gelovige of ongelovige, die zich niet ter aarde wierp, behalve Walied ibn Moeghiera, die zo oud was dat hij het niet meer kon, maar die nam een handvol grind en boog zich daarover. Daarop verlieten de mensen het bedoord en gingen uiteen. Ook de Qoeraisjieten gingen weg, blij dat zij hun godinnen hadden horen noemen, en zeiden: ‘Mohammed heeft onze goden op de best mogelijke manier vermeld en hij heeft in zijn reciet gezegd: “Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt.”’

Het nieuws van deze teraardewerping bereikte de gezellen van de Profeet die in Ethiopië waren en er werd al gezegd dat Qoeraisj tot de islam was overgegaan. Sommigen van hen maakten aanstalten om terug te keren, anderen wilden nog blijven.

Toen kwam Djibriel bij de Profeet en zei: ‘Mohammed, wat heb je gedaan? Je hebt de mensen iets gereciteerd wat ik je niet heb overgebracht van God en je hebt iets gezegd wat Hij niet tegen jou heeft gezegd!’ Toen werd de Profeet zeer bedroefd en vreesde God zeer, maar God zond een openbaring neer, want hij had erbarmen met hem, om hem te troosten en de zaak te vergemakkelijken. Daarin liet Hij hem weten dat er vóór hem geen profeet of gezant was geweest die iets wenste of begeerde zonder dat de Satan hem iets naar zijn wens in de mond had gelegd, zoals hij dat nu bij de Profeet had gedaan, en zonder dat God daarna had afgeschaft wat de Satan hem had ingegeven en Zijn verzen had vastgesteld; met andere woorden: dat het hem net zo verging als sommige andere profeten en gezanten, en Hij openbaarde: Wij hebben vóór jou geen gezant of Profeet gezonden zonder dat de Satan, als hij iets wenste, hem iets naar zijn wens in de mond legde. Maar God schaft af wat Satan ingeeft; dan stelt God Zijn verzen vast. God is wetend en wijs. [22:52]

Zo nam God de droefheid van zijn Profeet weg, stelde hem gerust over wat hij had gevreesd en schafte af wat de Satan hem in de mond had gelegd, namelijk dat van hun godinnen, die verheven kraanvogels op welker voorspraak werd gehoopt. Hij liet nu op Laat en Oezza en Maanaat, de derde, de andere de woorden volgen: Hebt u dan de mannelijke en Hij de vrouwelijke [kinderen]? Dat is een onrechtmatige verdeling! Het zijn slechts namen, die u en uw vaderen gegeven hebt, tot aan: [...] aan wie Hij wil en met wie Hij tevreden is. [53:21-26] – dat wil zeggen: hoe kan de voorspraak van jullie godinnen bij Hem dan ergens goed voor zijn?

Toen de openbaring kwam die de influistering van de Satan aan de Profeet afschafte zei Qoeraisj: ‘Mohammed heeft spijt gekregen van wat hij heeft gezegd over de positie van onze godinnen bij God, hij heeft het veranderd en is met iets anders gekomen.’ (Ibn Ishaak,   Het leven van Mohammed, Bulaaq, 2000, p. 73-74)

Eindnoten

[1]                  Salman Rushdie, De Satansverzen, 1988.

[2]                  Ibn Ishaak, Het leven van Mohammed,  (vertaling Wim Raven), Bulaaq, 2000

[3]                 Of Gharaniq, Noemidische kraanvogels die op grote hoogte vliegen.

Christian-Muslim Discussion Papers ©2004