Moeslim Boek 5

Boek 5, Nummer 2214:

Aboe Hoeraira deed verslag van Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zeggend: O mensen, Allah is God en daarom aanvaardt Hij alleen wat goed is. En Allah gebood de gelovigen zoals Hij de Boodschappers gebood door te zeggen: “O Boodschappers, eet van de goede dingen, en doe goede daden; voorzeker ik ben bewust van wat u doet” (xxiii. 51) En Hij zei: “O degenenen die geloven, eet van de goede dingen die We u gaven” (ii 172). En Hij sprak toen van een persoon die een verre reis maakt, met zijn haar in de war en onder het stof Hij heft zijn hand op tot de hemel (en spreekt zo zijn smeekbede uit): “O Heer, o Heer,” terwijl zijn eetgewoonten onwettig zijn, zijn drinken onwettig is, zijn kleren onwettig zijn en zijn voedsel onwettig is. Hoe kan zijn smeekbede dan worden aanvaard?

Hoofdstuk 37: Als er twee valleien (van goud) waren voor de zoon van Adam, zou hij verlangen naar de derde

Boek 5, Nummer 2286.

Aboe Harb b. Aboe al-Aswad deed verslag op het gezag van zijn vader dat Aboe Moesa al-Asj’ari de voordragers van Basra liet komen. Zij kwamen naar hem en zij waren driehonderd in getal. Zij reciteerden de koran en hij zei: U bent de beste onder de ingezetenen van Basra, want u bent de voordragers onder hen. Dus ga verder met reciteren. (Maar denk eraan) dat uw recitatie op den duur niet uw harten zal verharden zoals de harten van degenen voor u werden verhard. We waren gewoon een soera te reciteren die in lengte en ernst lijkt op de (Soera) Bara'at. Ik ben het vergeten met uitzondering van dit wat ik ervan herinnerde: “Als er twee valleien vol met rijkdommen waren, voor de zoon van Adam, zou hij verlangen naar een derde vallei, en niets zou de maag van de zoon van Adam vullen dan stof.”En we waren dus gewoon een soera te reciteren die leek op één van de soera’s van Moesabbiehat, en ik ben het vergeten, maar onthield (slechts) het volgende: “O mensen die geloven, waarom zegt u dat wat u niet doet: (lxi 2.) en “dat is beschreven in uw nekken als een getuige (tegen u) en u zult erover gevraagd worden op de Dag van de Opstanding”(xvii. 13)

Boek 5, Nummer 2313:

Aboellah b. Zaid deed verslag dat toen de Boodschapper van Allah Hoenain veroverde, verdeelde hij de buit, en hij gaf aan degenen wiens harten hij wilde winnen. Aan hem werd meegedeeld dat de Ansaar een begeert koesterden dat zij (hetzelfde portie) gegeven zou worden dat de mensen (van Qoeraisj) hadden gekregen. Daarop stond de Boodschapper van Allah op en, na Allah geprezen te hebben, sprak hij als volgt toe: O mensen van de Ansaar, vond ik u niet dwalende en Allah leidde u op het rechte pad door mij, en (in de toestand van) zijn gebrek en Allah bevrijdde u door mij, en in een toestand van onenigheid en Allah verenigde u door mij, en zij (de Ansaar) zei: Allah en Zijn Boodschapper zijn het meest weldadig. Hij zei (opnieuw): Waarom antwoordt u mij niet? Zij zeiden: Allah en Zijn Boodschapper zijn het meest weldadig. Hij zei: Als u wenst u om zo en zo te zeggen, en de gebeurtenis (zou) zo en zo plaatsvinden (en in dit verband noemde hij) vele dingen. ‘Amr is onder de indruk dat hij niet in staat was om hen te onthouden. Hij (de heilige Profeet) zei verder: Bent u niet gelukkig (over deze toestand van zaken) dat de mensen weg moeten gaan met geiten en kamelen, en u gaat naar plaatsen tezamen met de Boodschapper van Allah? De Ansaar zijn de binnenkleding (inniger tot mij) en de (andere) mensen zijn de buitenkleding. Als er geen migratie was gewest, zou ik een man zijn van onder de Ansaar. Als de mensen een vallei of een smal pad zouden betreden, zou ik de vallei (gekozen) door de Ansaar betreden of het smalle pad door hen (betreden). En u zult spoedig na mij voorkeuren (over u vinden in het behalen van materieel voordeel). Dus moet u mij geduld tonen totdat u mij ontmoet bij Haud (Kauthar).


Moeslim index