Moeslim Boek 26

Boek 26, Nummer 5389:

Aboe Hoeraira deed verslag van Allah’s Boodschapper zeggend: Groet niet de joden en de christenen voordat zij u groten en wanneer je iemand van hen op de wegen tegemoet komt dwing hem om naar het nauwste deel ervan te gaan.

Boek 26, Nummer 5440:

‘Aïsja deed verslag dat toen Allah’s Boodschapper (vrede zij met hem) zich ziek voelde, hij over zijn lichaam Moe’awwidhatan [Soera 113 en 114] reciteerde en ophield en wanneer zijn ziekte verergerde was ik gewoon over hem te reciteren en hem te wrijven met zijn band met de hoop dat het meer gezegend was.

Boek 26, Nummer 5492:

Abu Sa’id Choedri vermeldde dat een persoon bij de apostel van Allah kwam en hem vertelde dat de darmen van zijn broer los waren. Daarop zei de boodschapper van Allah: Geef hem honing. En dus gaf hij hem dat. Toen kwam hij terug en zei: Ik heb hem honing gegeven maar dat heeft zijn darmen alleen maar losser gemaakt. Hij vertelde hem drie keer hetzelfde verhaal; en toen hij de vierde keer kwam, zei hij (de heilige profeet): Geef hem honing. Hij zei: Dat heb ik gedaan, maar het heeft zijn darmen alleen maar losser gemaakt, waarna de boodschapper van Allah zei: Allah heeft de waarheid gesproken maar de darmen van uw broer zijn verkeerd. Dus liet hij hem (honing) drinken en hij werd beter.

Deze hadith is verteld op gezag van Abu Sa’id Choedri door een andere reeks schrijvers maar met een lichte variatie op de woordkeuze.


Boek 26, nummer 5523:

'Abdoellah b. 'Oemar deelde mee dat Allah's Boodschapper zei: als er ongeluk is, zit dit in het huis, in de vrouw en in het paard.

Boek 26, Nummer 5544:

Salim, op het gezag van zijn vader deed verslag van Allah’s Apostel zeggend: Dood de slangen die strepen hebben en slangen met korte staarten, want deze twee types veroorzaken miskraam (van een zwangere vrouw) en zij beïnvloeden het zicht nadelig. Dus Ibn ‘Oemar was gewoon om iedere slang te doden die hij vond. Aboe Loebaba b. ‘Abd al-Moendhir en Zaid b. Chattaab zagen hem een slang achtervolgen, waarop hij zei: Zij werden verboden die slangen (te doden) die wonen in de huizen.

Boek 26, Nummer 5557:

Aboe as-Sa’ib, de vrije slaaf van Hisjaam b. Zoehra, zei dat hij Aboe Sa’id Choedri bezocht in zijn huis, en hij zei verder: Ik vond hem zeggend zijn gebed, dus ik zette mij neer wachten op hem om zijn gebed te beëindigen toen ik een beweging in de bundels (hout) hoorde liggend in een hoek van het huis. Ik keek ernaar en vond een slang. Ik sprong op om hem te doden, maar hij (Aboe Sa’id Choedri) maakte een gebaar dat ik moest aan zitten. Dus ik zette mij neer en toen hij klaar was (met het gebed) wees hij naar een kamer in het huis en zei: Zie je die kamer? Ik zei: Ja. Hij zei: Er was een jongeman onder ons die pas getrouwd was. We gingen met Allah’s Boodschapper (om deel te nemen aan de Slag) van Loopgraven toen een jonge man in de middag gewoon was om toestemming te vragen van Allah’s Boodschapper om terug te keren naar zijn familie. Op een dag zocht hij toestemming van hem en Allah’s Boodschapper (na hem toestemming te hebben verleend) zei tot hem: Draag je wapen met je want ik vrees dat de stam Qoeraiza (je kwaad kan doen). De man droeg het wapen en kwam toen terug en vond zijn vrouw staand tussen de twee deuren. Hij boog naar haar aangegrepen door jaloezie en maakte een sprintje naar haar met een speer om haar te steken. Zij zei: Doe je speer weg en treedt het huis binnen totdat je ziet datgene dat mij naar buiten liet gaan. Hij trad binnen en vond een grote slang gekronkeld op de lakens. Hij wierp met de speer en doorboorde hem en ging toen naar buiten hebbende het opgelost in huis, maar de slang trilde en viel hem aan en niemand weet wie van hen eerst stierf, de slang of de jongeman. We kwamen tot Allah’s Apostel en noemden hem en zieden: Smeek tot Allah dat hij terug mag komen tot leven. Daarop zei hij: Vraag vergeving voor uw metgezel en zei toen: Er zijn in Medina “Djinns” die de islam hebben aanvaard, dus wanneer je een van hen ziet, spreek een waarschuwing tot hem uit drie dagen, en als zij daarna voor je verschijnen, dan dood hem want hij is een duivel.

Boek 26, Nummer 5558:

Asma’b. ‘Oebaid deed verslag over een persoon die as-Sa’ib werd genoemd te hebben gezegd: Wij bezochten Aboe Sa’id Choedri. Toen we met hem aan het zitten waren, horden we een beroering onder zijn bed. Toen we keken, vonden we een grote slang, de rest van de hadieth is hetzelfde. En hierin wordt Allah’s Boodschapper verslagen te hebben gezegd: Voorzeker in deze huizen daar wonen oude slangen, dus als je één van hen ziet, maak het leven voor hem zuur gedurende drie dagen, en als hij weggaat (gezond en wel), anders dood hem want (in dat geval) wordt het een ongelovige. En hij (de Heilige Profeet) zei (tot zijn Metgezellen): Ga en begraaf uw metgezel (die gestorven was door de slangenbeet).

Boek 26, Nummer 5559:

Aboe Sa’id Choedri deed verslag van Allah’s Boodschapper te hebben gezegd: Er is een groep van Djinns in Medina die de islam aanvaarden, dus hij die iets van deze bezetters ziet moet hem drie keer waarschuwen; en als hij daarna verschijnt, moet hij worden gedood want hij is een Satan. [2607]

Boek 026, Nummer 5566:

Aboe Hoeraira heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd (dat hij die een gekko doodt) met één slag, zeventig beloningen krijgt.


Moeslim index