Mohammeds valse profetieën

Sam Shamoun


De bijbel geeft ons een toets om te bepalen of een profeet een ware of een valse is:

20 Maar als een profeet de euvele moed heeft om in mijn naam iets te zeggen dat ik hem niet heb opgedragen, of om in de naam van andere goden te spreken, dan moet hij ter dood gebracht worden.’ 21 Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de HEER komt? 22 Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt. Deuteronomium 18:20-22

In het licht van wat God zegt in deze passage, zullen we verscheidene voorspellingen gedaan door Mohammed in de koran en de islamitische traditie onderzoeken om te zien of hij Gods toets kan doorstaan.

Over de Romeinse verovering van Perzië

Soera 30:2-4:

“De Romeinen zijn overwonnen. In het nabijgelegen land, en na hun nederlaag zullen zij overwinnen. In enkele jaren.” [1]

Zoals de profetie zegt, overwonnen de Byzantijnen de Perzen die hen eerst hadden verslagen. Niettemin zijn er fundamentele problemen met deze veronderstelde profetie:

Beroemd historicus en moslimcommentator, al-Tabari, plaatst de Romeinse overwinning in 628 na Christus, direct na het tekenen van Hoedaibia:

Volgens Ibn Hoemaid -Salamah - Moehammad b. Ishaaq - Ibn Shibab al-Zoehri- 'Oebaidallah b. 'Abdoellah b. 'Oetbah b. Mas'oed - 'Abdoellah b. 'Abbas - Aboe Soefjaan b. Harb, die zei: We waren handelslieden. De oorlog tussen ons en de Booschapper van God voorkwam dat wij op reis gingen, dus onze rijkdom werd minder. Na het bestand tussen ons en de Boodschapper van God, vreesden we dat we geen veiligheid zouden krijgen. Ik ging erop uit naar Syrie met een groep kooplieden van de Qoeraisj. Onze specifieke bestemming was Gaza, en we arriveerden op het moment van Heraclius' OVERWINNING over de Perzen die in zijn land waren - hij verdreef hen en verwierf van hen zijn Grote Kruis opnieuw, die zij weggevoerd hadden. Dit tegen hen bereikt te hebben en de belofte ontvangen te hebben dat zijn kruis uit hun handen gered was (hij was bij Hem), ging hij er vandaar te voet op uit in het bedanken van God voor de teruggave van hem aan hem, om in Jeruzalem te bidden. Kleden werden voor hem uitgespreid, en geurende kruiden werden op hen uitgestrooid. Toen hij Jeruzalem bereikte en zijn aanbidding verrichte - met hem waren zijn militaire officieren en de adel van de Romeinen - werd hij op een morgen verontrustend wakker, kerende zijn blik tot de hemel... (The History of Al-Tabari: The Victory of Islam, vertaald door Michael Fishbein [State University of New York Press, Albany 1997], Volume VIII, pp. 100-101; vet en hoofdletters benadrukkingen van ons),

De voetnoot van de vertaler luidt:

436. “In 627 drong Heraclius het Perzische rijk binnen, en in december van dat jaar won een belangrijke overwinning dichtbij het oude Nineve, maar moest zich kort daarna terugtrekken. In februari 628 echter, werd de Perzische keizer vermoord, en zijn zoon die hem opvolgde verlangde vrede. Ongeveer in maart 628 kon Heraclius zichzelf beschouwen als de overwinnaar, maar de onderhandelingen voor de evacuatie van het Byzantijnse rijk door de Perzen waren niet voltooid tot juni 629. In september 629 trad Heraclius Constantinopel binnen ALS OVERWINNAAR, en in maart 630 herstelde de Heilige Kruis naar Jeruzalem.” (Watt, Muhammad at Medina, 113-114). Zie ook Ostrgorsky, History of the Byzantine State, 103-4. (Zelfde bron hoofdletters benadrukking van ons.)

Watt plaatst Rome's complete overwinning in 630 na Christus, vijftien tot zestien jaar nadat de zogenaamde profetie gegeven was!

Dit feit wordt bestendigd door de moslimcommentator al-Baidawi. C.G. Pfander vermeldt Baidawi’s commentaar over de verschillende lezingen aangaande deze passage:

Echter, Al Baizawi verplettert het gehele argument van de moslims door ons te informeren over bepaalde variërende lezingen in deze verzen van Soeratoe’r Roem. Hij vertelt ons dat sommige luiden (de Arabische tekst verschijnt hier) in plaat van het gebruikelijke (de Arabische tekst verschijnt hier) en (de Arabische tekst verschijnt hier) in plaats van (de Arabische tekst verschijnt hier). De vertaling zal dan zijn: “De Byzantijnen overwonnen in het dichtstbij gelegen deel van het land, en zij zullen worden verslagen in een klein aantal jaren”. Als dit de juiste lezing is, moet het gehele verhaal over Aboe Bakr’s weddingschap met Oebai een fabel zijn, omdat Oebai dood was lang voordat de moslims begonnen de Byzantijnen te verslaan, en zelfs lang voordat de overwinningen die Heraclius over de Perzen behaalde. Dit laat zien hoe onbetrouwbaar zulke Tradities zijn. De uitleg die Al Baizawi geeft is, dat de Byzantijnen de overwinnaars werden van “het goed bewaterde land van Syrië” (de Arabische tekst verschijnt hier) en dat de passage voorspelde dat de moslims spoedig hen zouden overwinnen. Als dit de betekenis is, moet de Traditie die de ‘afkomst’ van de verzen ongeveer zes jaren voor de Hidjra beschrijft, fout zijn, en de passage moet op zijn vroegst behoren tot 6 jaar na de Hidjra. Het is duidelijk dat, omdat de klinkerletters niet werden gebruikt toen de koran eerst in Koefische letters geschreven werd, niemand zeker kan zijn welke van de twee lezingen juist is. We zagen dat er zoveel onzekerheid over (1) de datum waarop de verzen ‘neergezonden’ werden, (2) de correcte lezing, en (3) de betekenis, dat het zeer onmogelijk is om te laten zien dat de passage een profetie bevat die vervuld werd. Daarom kan het niet worden gezien als een bewijs van Mohammeds profeetschap. (C. G. Pfander, Mizan-ul-Haqq - The Balance of Truth, gereviseerd en uitgebreid door W. St. Clair Tisdall [Light of Life P.O. Box 18, A-9503, Villach Austria], 279-280) [het vet is van ons]

Als dit het geval is, kan een moslim ons niet met overtuigend vertellen wat de ware lezing van de tekst is en kan daarom niet verzekeren dat dit vers oorspronkelijk de Byzantijnse overwinning over de Perzen voorspelde. Doch iedere vertaling laat ons achter met een valse profetie in de koran.

Interessant te zien dat de frase “enkele jaren” deze veronderstelde profetie verder in het diskrediet brengt. Aboe Bakr geloofde dat de term “enkele jaren” betekent dat de Byzantijnen van plan waren om in drie jaren te winnen:

“Deze passage verwijst naar het verslaan van de Byzantijnen in Syrië door de Perzen onder Choesran Parvis. (615 na Christus – 6 jaar voor de Hegira). Echter, het verslaan van de Perzen zou spoedig plaats vinden ‘in een klein aantal jaren’. In het licht van deze voorspelling ondernam Aboe-Bakr een weddingschap met Oebai-ibn-Chalaf dat deze voorspelling vervuld zou worden binnen drie jaar, maar hij werd gecorrigeerd door Mohammed die zei dat het ‘kleine aantal’ tussen drie en negen jaren is (Al-Baizawi). Moslims vertellen ons dat de Byzantijnen hun vijanden overwonnen in zeven jaren. Het feit, echter, is dat de Byzantijnen Perzië versloegen in 628 na Christus (Al-Baizawi commentaar). Dat was twaalf jaar na de voorspelling van Mohammed. Dus deze passage kwalificeert zich niet als een profetie, in het bijzonder omdat de tijd tussen de profetie en vervulling veel te kort was, en verder was de gebeurtenis gemakkelijk voorspelbaar.” (Gerhard Nehls, Christians Ask Muslims [Life Challenge, SIM International; Africa, 1992], pp. 70-71)

Bij het binnengaan van Mekka

Soera 48:27 doet de volgende belofte:

En voorzeker, Allah heeft de droom van Zijn Boodschapper bewaarheid: dat jullie zeker de Masdjid Al Harâm zullen binnengaan, ALS ALLAH HET WIL [3] in veiligheid, jullie hoofden kaal scherend en het hoofdhaar kort snijdend, zonder vrees. Hij (Allah) weet wat jullie niet weten en Hij bracht daarnaast een nabije overwinning.

Dit vers was geopenbaard samen met de niet geslaagde poging van moslims om Mekka binnen te treden om de Tawaf te verrichten (het ritueel tijdens de Haddj van het lopen tussen de twee bergen dat bedoeld is om het halen van water van Hagar voor Ismaël te gedenken)

Onderweg naar de Ka’ba, ontmoetten zij een Mekkaanse afvaardiging geleid door Soehail b. Amr die de moslims verbood om hun reis te voltooien. Deze ontmoeting leidde vervolgens tot het tekenen van het verdrag van Hoedaibia

Verscheidene problemen ontstaan uit dit incident. Allereerst, bij het tekenen van het Hoedaibia-verdrag kwam Mohammed met de heidense Mekkanen overeen om hen degenen die zich tot de islam bekeerd hadden, terug te geven. Tegelijkertijd gaf Mohammed ook toe op hun eisen om zijn handtekening “Mohammed, Boodschapper van God” te vervangen met “Mohammed, zoon van Abdoellah” zodat hij het komende jaar een pelgrimstocht naar Mekka mocht maken. Het volgende is genomen van Sahieh al-Boecharie, Deel 3, Boek 50, Nummer 891:

Toen Soehail bin Amr kwam, zei de Profeet: “Nu is de zaak gemakkelijk geworden.” Soehail zie tot de Profeet: “Sluit alstublieft een vredesverdrag met ons.” Dus, de Profeet riep de klerk en zei tot hem: “Schrijf: Bij de Naam van Allah, de Barmhartige, de Genadige.” Soehail zei: “Wat betreft de “Barmhartige”, bij Allah, ik weet niet wat het betekent. Dus schrijf: Bij Uw Naam O Allah, zoals u gewoon was vroeger te schrijven.” De moslims zeiden: “Bij Allah, we zullen niet schrijven behalve: Bij de Naam van Allah, de Barmhartige, de Genadige.” De Profeet zei: “Schrijf: Bij Uw Naam O Allah.” Vervolgens dicteerde hij: “Dit is het vredesverdrag dat Mohammed, Allah’s Apostel gesloten heeft.” Soehail zei: “Bij Allah, als we wisten dat u Allah’s Apostel bent, zouden we u niet tegenhouden van het bezoeken van de Kaba, en zouden niet met u vechten. Dus, schrijf: “Mohammed bin Abdoellah.” De Profeet zei: “Bij Allah! Ik ben Apostel van Allah zelfs als jullie mij niet geloven. Schrijf: Mohammed bin Abdoellah.’ (Az-Zoehri zei: “De Profeet aanvaarde al die dingen, omdat hij reeds gezegd had dat hij alles zou aanvaarden dat zij zouden vragen indien het de verordeningen van Allah respecteert, (dat wil zeggen door hem en zijn metgezellen de ‘Oemra te laten doen.)”) De Profeet zei tot Soehail: “Op de voorwaarde dat u ons toestaat het Huis (dat is de Ka’ba) te bezoeken zodat wij de Waf rondom het mogen verrichten.” Soehail zei: “Bij Allah, we zullen dit niet (u dit jaar toestaan) om de Arabieren geen kans te geven om te zeggen dat we aan u toegegeven hebben, maar we zullen u het komende jaar toestaan.” DUS, DE PROFEET KREEG DAT OP SCHRIFT.

Toen zei Soehail: “Wij staan er ook op dat u ons teruggeeft ieder die tot u van ons komt, zelfs als hij uw religie heeft aangenomen.” De moslims zeiden: “Glorie aan Allah! Hoe zal een dergelijk persoon worden teruggeven aan de heidenen nadat hij een moslim is geworden.” (Het vet is door ons toegevoegd)

Eén van de gedwongenen om naar Mekka terug te keren met de heidenen was Aboe Djandal. In Ibn Ishaaks Sirat Rasoeloellah (Het leven van Mohammed, vertaald door Wim Raven, Bulaaq), p. 194 worden we verteld:

Toen Soehail [de Mekkaanse vertegenwoordiger en de samensteller van het verdrag] daar zijn eigen zoon zag aankomen stond hij op, gaf hem een klap in zijn gezicht, greep hem bij zijn kraag en riep: “Mohammed, onze overeenkomst was al gesloten voordat deze lummel hier kwam.”Dat moest de Profeet wel toegeven, waarop Soehail zijn zoon aan zijn kraag begon te rukken en te trekken om hem mee terug te nemen naar Qoeraisj. Maar Aboe Djandal schreeuwde zo hard hij kon: “Moslims, moet ik terug naar die heidenen, die mij van het geloof willen afbrengen?”Daardoor raakten de moslims nog dieper in de put…" (het vet en cursief is door ons toegevoegd)

En:

Terwijl zij in deze situatie waren, kwam Aboe-Djandal bin Soehail bin ‘Amr van de Mekka-vallei waggelend met zijn boeien aan en viel neer te midden van de moslims. Soehail zei: “O Mohammed! Dit is de allereerste voorwaarde waarmee we vrede met u maken, dat wil zeggen u zult Aboe Djandal terug aan mij geven.” De Profeet zei: “Het vredesverdrag is nog niet geschreven.” Soehail zei: “Ik zal nooit u toestaan hem te houden.” De Profeet zei: “Ja, doe het” Hij zei: “Ik zal het niet doen”. Mikraz zei: “We staan u toe (hem te houden).” Aboe Djandal zei: “O moslims! Zal ik terug worden gegeven aan de heidenen ondanks dat ik als een moslim gekomen ben? Zie je niet hoeveel ik heb geleden?”

Aboe Djandal was [eerder] hevig gefolterd voor de zaak van Allah’ (Sahieh al-Boechari, Deel 3, Boek 50, Nummer 891)

We moeten afvragen, gaf Mozes ooit een bekeerling (in het bijzonder een Egyptenaar) terug aan de heidense Farao om hem te behagen om te verkrijgen wat hij wilde? Compromitteerde Jezus ooit de waarheid van God door met de Farizeeën overeen te komen om alle niet-joodse zoekers terug te laten keren om zo door de joodse regeringsraad te worden aanvaard? Zou Mozes of Jezus zover gaan in het ontkennen van hun apostelschap om de vragen van de heidenen te behagen? Zouden deze mannen verzaken de ware God te verheerlijken op de manier die door de Schepper bevolen was, en zwijgend instemmen met het verzoek om God aan te spreken op een manier die de ongelovigen behaagt, zoals Mohammed dat deed?

Zoals je zou verwachten, werden de moslims woest, in het bijzonder Oemar b. al-Chattaab die Mohammed berispte:

Oemar bin al-Chattaab zei: “Ik ging naar de Profeet en zei: “Bent u niet werkelijk de boodschapper van Allah?” De Profeet zei: “Ja, werkelijk.” Ik zei: “Dan waarom moeten we nederig zijn in onze religie?” Hij zei: “Ik ben Allah’s boodschapper en ik ongehoorzaam Hem niet, en Hij zal mij doen overwinnen.” (Sahieh al-Boechari, Deel 3, Boek 50, Nummer 891)

De woede van de moslims is verdedigbaar wanneer we realiseren dat Mohammed beloofde dat zijn volgelingen datzelfde jaar toegang zouden hebben tot Mekka. Toen dat niet gebeurde, probeerde Mohammed zijn uitspraak te rechtvaardigen door te zeggen: “Ja, vertelde ik u dat we dit jaar naar de Ka’ba zouden gaan?” (zelfde bron)

Met andere woorden, omdat hij niet specificeerde wanneer zij Mekka binnen zouden treden, kan dit als een valse profetie worden beschouwd! Dit is simpel foutief omdat het moslim contingent onderweg naar Mekka was toen een afvaardiging van de heidense Arabieren hen stopte. In werkelijkheid was één van Mohammeds vragen bij het tekenen van het verdrag dat de heidenen de moslim toestonden om hun reis naar Mekka te voltooien, om de Tawaf te verrichten. Soehail negeerde Mohammeds verzoek en maakte in plaats daarvan een overeenkomst dat de moslims het volgende jaar Mekka konden binnengaan. Ibn Kathir ondersteunt dit in zijn commentaar op soera 48:27:

In een droom zag de Boodschapper van Allah zichzelf Mekka binnengaan en de Tawaf rondom het Huis verrichten. Hij vertelde zijn Metgezellen over deze droom toen hij nog in Al-Medina was. Toen zij naar Mekka in het jaar van Al-Hoedaibia gingen, twijfelde geen van hen dat de Profeets visoen DAT JAAR WAAR ZOU WORDEN. Toen het vredesverdrag werd opgesteld en zij naar Al-Medina dat jaar moesten terugkeren, zijnde toegestaan om naar Mekka het volgende jaar terug te keren, HADDEN SOMMIGE VAN DE METGEZELLEN EEN AFKEER VAN WAT ER WAS GEBEURD. ‘Oemar bin Al-Chattaab vroeg HIERover, zeggend: “Heeft u ons niet verteld dat we naar het Huis zullen gaan om de Tawaf rondom het te verrichten?” (Tafsir Ibn Kathir, Verkort, Deel 9, Soera Al-Djathija tot het einde van Soera Al-Moenafikoen, Verkort door een groep geleerden onder de supervisie van Shaykh Safiur-Rahman Al-Mubarakpuri [Darussalam Publishers & Distributors, Riyadh, Houston, New York, London, Lahore; first edition, September 2000], p. 171; vet en hoofdletters zijn onze benadrukkingen)

Dit bewijst dat Mohammed in werkelijkheid geloofde dat hij Mekka zou binnengaan, een plan dat nooit gerealiseerd werd. Om zijn gezicht te redden moest hij moedwillig ontkennen toe te geven dat hij eigenlijk bedoelde dat de moslims datzelfde jaar Mekka zouden binnengaan.

Ten tweede, erger dan dit, Mohammed verbrak het verdrag met de Mekkanen door te weigeren om een moslimbekeerling van de Qoeraisj terug te geven. Deze weigering was een duidelijke schending van dingen bewust uiteengezet in het document dat Mohammed getekend had:

“Oemm Koelthoem Oeqba b. Moe’ait migreerde naar de apostel tijdens deze periode. Haar twee broers ‘Oemara en Walied zonen van ‘Oeqba kwamen en vroegen de apostel om hen terug te geven volgens de overeenkomst tussen hem en de Qoeraisj te Hoedaibia, maar hij wilde dat niet. God voorkome het.” (Sirat Rasoeloellah, p. 509; het cursief is onze benadrukking)

Dus, Mohammed rechtvaardigde het verbreken van zijn belofte door te beweren dat het Gods wil was om zo te doen. Helaas voor moslims, dit zou bewijzen dat Mohammeds God niet de God van de bijbel is omdat het verbreken van je belofte streng verboden is. (Zie Numeri 30:1-2)

In het licht van al deze overwegingen, worden we opnieuw gedwongen de volgende vragen te stellen. Gaf Mozes ooit toe aan Farao’s om Israël uit het slavenhuis van Egypte te brengen? Negeerde Jezus ooit zijn Messiasschap om toegang tot de Tempel te verkrijgen? Compromitteerde ooit een ware profeet van God met de ongelovigen om de wil van God te vervullen? Gingen deze mannen verder om hun eden en beloftes te breken om een oneerlijk voordeel ten opzichte van de ongelovigen te behalen?

Een laatst probleem met dit alles is dat moslims beweren dat ieder woord in de koran direct door God via Gabriël aan Mohammed werd geopenbaard. Gebaseerd op deze aanname redeneren moslims verder dat je niet Mohammeds woorden vermengd zal vinden met de woorden van God. Als dit het geval is, hoe leggen moslims het feit uit dat soera 48:27 Allah laat zeggen “insja’ Allah” dat wil zeggen “Als Allah het wil”? Weet God niet wat zijn wil is? Als dat zo is, is hij dan onzeker of zijn doel wordt bereikt? En is hij daarom genoodzaakt om zijn uitspraak te kwalificeren met de frase “insja’ Allah?”

Je kunt begrijpen hoe feilbare mensen die zich onbewust zijn van Gods bedoeling, hun uitspraken kunnen kwalificeren met de uitdrukking: “Als God het wil” (Vergelijk Jacobus 4:13-15). Echter, God die een dergelijke kwalificatie doet, gaat ons verstand te boven.

Verder, als God werkelijk spreekt, dan naar wie verwijst Hij wanneer Hij zegt: “Als Allah het wil”? Spreekt Hij zichzelf of iemand anders aan? Als Hij iemand anders aanspreekt, hoeveel Goden zijn er dan? Of is Allah misschien ook een multi-persoonlijk Wezen in aanmerking genomen dat er meerdere Personen de eenheid van Allah samenstellen?

Dit leidt ons tot de conclusie dat Mohammeds voorspelling niet alleen faalde in het uitkomen, maar dat zijn motieven tot het verzinnen van ‘openbaring’ macht, geld en roem waren. Dit vers bewijst ook dat God niet de auteur van de koran kan zijn.

Over de verschijning van de Antichrist en het einde van de wereld

Mohammed veronderstellende dat de Antichrist (genoemd de Daddjal) moest verschijnen snel na de moslim verovering van Constantinopel. De volgende tradities zijn genomen van de Soenan Aboe Dawoed:

Boek 37, Nummer 4281:

Verteld door Moe’adh ibn Djabal:

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De florerende toestand van Jeruzalem zal zijn wanneer Jathrib in puin is, de geruïneerde toestand van Jathrib zal zijn wanneer de grote oorlog komt, de uitbraak van de grote oorlog zal zijn bij de verovering van Constantinopel en de verovering van Constantinopel wanneer de Daddjal (de Antichrist) te voorschijn komt.” Hij (de Profeet) sloeg zijn dij of zijn schouder met zijn hand en zei: “Dit is net zo waar als jullie hier zien of zoals jullie aan het zitten zijn (bedoelend Moe’adh ibn Djabal).

Boek 37, Nummer 4282:

Verteld door Moe’adh ibn Djabal:

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De grootste oorlog, de verovering van Constantinopel en de komst van de Daddjal (Antichrist) zal plaatsvinden binnen een periode van zeven maanden.”

Boek 37, Nummer 4283:

Verteld door Abdoellah ibn Boesr:

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De tijd tussen de grote oorlog en de verovering van de stad (Constantinopel) zal zes jaren zijn, en de Daddjal (de Antichrist) zal te voorschijn komen in het zevende.”

Overeenkomstig veroverden de moslims Jeruzalem in 636 na Christus. Constantinopel werd overgenomen door de moslims in mei 1453 na Christus. Doch de profetie over Jathrib (Medina) zijnde in puin en de komst van Antichrist zeven maanden na de verovering van Constantinopel, werden niet bewaarheid. Gebaseerd op de voorgaande tradities zou de Antichrist in november 1453 moeten verschijnen.

Sommigen wensen te argumenteren dat deze gebeurtenissen verwijzen naar toekomstige veroveringen. Bijvoorbeeld, sommigen zeggen dat Constantinopel gebruikt wordt als een synoniem voor het Romeinse Christelijke Rijk. Dit zou daarom de voorspelling zijn dat de moslims Rome zullen overnemen voordat de Antichrist verschijnt.

Het probleem hiermee is dat als Mohammed over Rome sprak, hij eenvoudigweg het woord Romeinen (Ar-Roem in het Arabisch) kon gebruiken. Feitelijk is Romeinen/ Ar-Roem de naam gegeven aan hoofdstuk 30 van de koran. Om Rome Constantinopel of zelfs Byzantium te noemen zou nogal anachronistisch zijn. Zie het bovenstaande.

Dus, in het licht van de voorgaande factoren, zijn we gedwongen te concluderen dat Mohammeds voorspellingen er niet in slaagden bewaarheid te worden, dus diskwalificeren zij hem ten aanzien van zijn aanspraak op profeetschap.

Mohammed geloofde ook in een jonge aarde en dat wereld op het punt stond om te eindigen kort na zijn komst. De volgende citaten zijn genomen van The History of al-Tabari, Part 1 – General Introduction and from the Creation to the Flood (naar het Engels vertaald door. Franz Rosenthal, State University of New York Press, Albany 1989), met het vet als toevoeging van mij:

Volgens Ibn Hoemaid - Jahja b. Wadih - Jahja b. Ja’qoeb - Hammad – Sa’ied b. Djoebair – Ibn Abbaas: “Deze wereld is één van de weken van de andere wereld; zevenduizend jaren. Zesduizendtweehonderd jaren zijn reeds gepasseerd. (De wereld) zal zeker honderden van jaren ervaren, tijdens deze zal er geen gelovige in de eenheid van God daar. Anderen zeiden dat de totale tijdstrekking zesduizend jaar is.”(Tabari, pp. 172-173, de benadrukking is van ons)

Volgens Aboe Hisjaam - Moe'awijah b. Hisjaam- Soefjaan - al-A'mash- Aboe Salih - Ka'b: “Deze wereld is zesduizend jaar.” (Zelfde bron)

Volgens Mohammed b. Sahl b. 'Askar- Isma'il b. 'Abd al-Karim- 'Abd al-Samad b. Ma'kil I- Wahb: Vijfduizendzeshonderd jaren van deze wereld zijn verstreken. Ik weet niet welke koningen en Profeten in iedere periode (zaman) leefden. Ik vroeg Wahb b. Moenabbih: “Hoe lang is (de totale duur van) deze wereld? Hij antwoordde: “Zesduizend jaar.” (Tabari, pp. 173-174; de benadrukking is van ons)

Volgens at-Tabari geloofde Mohammed dat het einde van de wereld 500 jaar na zijn komst zou zijn:

Volgens Hannad b. al-Sari en Aboe Hisjaam al-Rifa'i - Aboe Bakr b. 'Ajjash - Aboe Hasin - Aboe Salih - Aboe Hoeraira: De Boodschapper van God zei: “Toen ik gezonden werd (om de goddelijke boodschap over te brengen), waren ik en het Uur zoals deze twee, wijzend naar zijn wijs- en middelvingers. (Tabari, p. 176; de benadrukking is van ons, zie ook pp. 175-181)

At-Tabari geeft commentaar op de betekenis van het Uur zijnde zo dichtbij als Mohammeds wijs- en middelvingers.

Dus, (het bewijs laten spreken) is een conclusie als volgt: Het begin van de dag is het opkomen van de zon en zijn einde is het ondergaan van de zon. Verder, de beschreven traditie over het gezag van de Profeet is helder. Zoals we eerder noemden, zei hij na het middaggebed: “Wat overblijft van deze wereld is vergeleken met wat ervan reeds verstreken is, is zoals wat overblijft van deze dag vergeleken met wat reeds ervan verstreken is. Hij zei ook: “Toen ik gezonden werd, waren ik en het Uur als deze twee - de wijs- en middelvinger samenhoudend -, ik ging ze vooraf in dezelfde mate als deze - de middelvinger bedoelend - deze - de wijsvinger bedoelend - vooraf gaat. Verder, het verstrijken (van tijd) tussen de duur van het middaggebed – dat is, wanneer de schaduw van alles twee keer zo groot is, volgens de beste aanname ( ‘ala al-taharri) – (tot zonsondergang) is het verstrijken van de tijd van de helft van plusminus éénzevende van de dag,. Overeenkomstig, de extra lengte van de middelvinger ten opzichte van de wijsvinger is ongeveer of dichtbij dat. Er is ook een heldere traditie over het gezag van de Boodschapper van God, zoals ik werd verteld door Ahmad b. ‘Abd al-Rahman b. Wahb – zijn stiefoom 'Abd-allah b. Wahb- Moe'awijah b. Salih- 'Abd al-Rahman b. Djoebair b. Noefair – zijn vader Djoebair b. Noefair – de metgezel van de Profeet, Aboe Tha’labah al-Choeshani: De Boodschapper van God zei: “Inderdaad, God zal deze natie niet onbekwaam maken voor (het duren) van een halve dag – verwijzend naar de dag van duizend jaar.

Al deze feiten samen genomen wordt het duidelijk dat van de twee uitspraken die ik genoemd heb over het totale verstrijken van de tijd, de één van Ibn Abbaas en de ander van Ka’b, degene die waarschijnlijker in overeenstemming met de informatie komend van de Boodschapper van God, die van Ibn ‘Abbaas is door ons hier op zijn gezag overgebracht. De wereld is één van de weken van de andere wereld – zevenduizend jaren.

Daarom, omdat dit zo is en het rapport op gezag van de Boodschapper van God helder is – namelijk, dat hij verslag deed dat wat overbleef van de tijd van deze wereld gedurende zijn levenstijd, een halve dag of vijfhonderd jaar was, omdat vijfhonderd jaar een halve dag van de dagen is, waarvan één dag duizend jaar is – is de conclusie dat de tijd van deze wereld die op het moment van de uitspraak van de Profeet verstreken was overeenkomt met die we van de Profeet op het gezag van Aboe Tha’labah al-Choeshani overbrachten, en 6500 jaar of ongeveer 6500 jaar is. God weet het beste! (Tabari, pp. 182-183, het vet is de benadrukking van ons)

Dus, volgens deze tradities geloofde Mohammed dat de wereld niet alleen minder dan 7.000 jaar oud was, maar ook dat hij zou eindigen op de zevende dag, of zevenduizend jaar vanaf de tijd dat hij geschapen was.

Overeenkomstig zou de wereld eindigen ergens tussen 1070-1132 na Christus, ongeveer 500 jaar na de geboorte en dood van Mohammed. Dit is gebaseerd op het feit dat volgens at-Tabari en anderen, de komst van Mohammed plaats vond ongeveer 6.500 jaar vanaf de schepping. Dit is duidelijk een valse profetie.

Niettemin is deze datum in tegenspraak met die geschat door Aboe Dawoed in zijn Soenan. Daar zagen we dat de Antichrist zeven maanden na de verovering van Constantinopel moest verschijnen, een gebeurtenis dat plaats vond in 1453 na Christus. Dit het geval zijnde, hoe kon Mohammed ergens anders beweren dat de wereld 500 jaar na zijn eigen geboorte en dood moest eindigen? Erger nog, de islamitische tradities beweren dat de Antichrist eigenlijk aanwezig was tijden Mohammeds leven. In werkelijkheid was volgens de tradities de Antichrist een man genaamd Ibn Saijad.

Sahieh al-Boechari, Deel 2, Boek 23, Nummer 437:

Verteld door Ibn 'Oemar:

‘Oemar ging samen met de Profeet (v.z.m.h.) en een groep mensen uit naar Ibn Saijad totdat zij hem zagen spelen met de jongens vlakbij de heuveltjes van Bani Moeghala. Ibn Saijad bereikte in die tijd zijn puberteit en merkte (ons) niet op totdat de Profeet hem trof met zijn hand en tot hem zei: “Getuigt u dat ik Allah’s Apostel ben?” Ibn Saijad keek naar hem en zei: “Ik getuig dat u de Boodschapper van de ongeletterden bent.” Toen vroeg Saijad de Profeet (v.z.m.h.): “Getuigt u dat ik Allah’s Apostel ben?” De Profeet (v.z.m.h.) weersprak het en zei: “Ik geloof in Allah en Zijn Apostelen.” Toen zei hij (tot Ibn Saijad): “Wat denkt u?” Ibn Saijad antwoordde: “Ware mensen en leugenaars bezoeken mij.” De Profeet zei: “U bent verward over deze zaak.” Toen zei de Profeet tot hem: “Ik heb iets in gedachten, (kunt u zeggen wat dat iets is?” Ibn Saijad zei: “Het is Al-Doekh (de rook).” (2) De Profeet zei: “Laat hem in zijn schande. Je kunt niet je grenzen overstijgen.” Waarop ‘Oemar zei: “O Allah’s Apostel! Laat mij zijn hoofd afhakken.” De Profeet (v.z.m.h.) zei: “Als hij hem (de Daddjal) is, dat kun jij hem niet overweldigen, en als hij hem niet is, dan is er geen reden om hem te vermoorden.” (Ibn ‘Oemar voegde eraan toe:) Later ging Allah’s Apostel (v.z.m.h.) opnieuw samen met Oebai bin Ka’b naar de dadelpalmen (tuin) waar Ibn Saijad verbleef. De Profeet (v.z.m.h.) wilde iets van Ibn Saijad horen voordat Ibn Saijad hem kon zien, en de Profeet (v.z.m.h.) zag hem liggend bedekt met een kleed vanwaar gemopper werd gehoord. Ibn Saijads moeder zag Allah’s Apostel terwijl hij zichzelf aan het verbergen was achter de stammen van de dadelpalmen. Zij sprak Ibn Saijad toe: “O Saf! (dit was de naam van Ibn Saijad) Hier is Mohammed.”, waarop Saijad opstond. De Profeet zei: “Als deze vrouw hem niet gestoord had, dan zou Ibn Saijad de werkelijkheid van deze zaak geopenbaard hebben.”

De tradities gaan verder door Ibn Saijad als de Antichrist te identificeren:

Sahieh al-Boechari, Deel 9, Boek 92, Nummer 453:

Verteld door Mohammed bin Al-Moenkadir:

Ik zag Djabir bin ‘Abdoellah zwerend bij Allah dat Ibn Saijad de Daddjal was. Ik zei tot Djabir: “Hoe kunt u zweren bij Allah?” Djabir zei: “Ik hoorde ‘Oemar bij Allah over deze zaak in de aanwezigheid van de Profeet zweren en de Profeet keurde het niet af.”

Soenan Aboe Dawoed, Boek 37, Nummer 4317:

Verteld door Djabir ibn Abdoellah:

Mohammed ibn al-Moenkadir vertelde dat hij Djabir ibn Abdoellah zag zwerend bij Allah dat Ibn as-Sa'ied de Daddjal (de Antichrist) was. Ik drukte mij verbaasd uit door te zeggen: “U zweert bij Allah!” Hij zei: “Ik hoorde Oemar dat zwerend in de aanwezigheid van de Apostel van Allah (vrede zij met hem), maar de Apostel van Allah (vrede zij met hem) maakte er geen bezwaar tegen.

Niettemin spreken deze tradities de volgende tradities tegen waar de Antichrist beschreven wordt als zijnde eenogig en aan ketenen gebonden:

Sahieh Boechari, Deel 4, Boek 55, Nummer 553:

Verteld door Ibn Oemar:

Eens stond Allah’s Apostel te midden van de mensen, verheerlijkte en prees Allah zoals Hij verdiende en noemde toen de Daddjal zeggend: “Ik waarschuw u tegen hem (dat wil zeggen de Daddjal) en er was geen Profeet die zijn natie niet tegen hem waarschuwde. Geen twijfel, Noach waarschuwde zijn natie tegen hem maar ik vertel u over hem iets waarover geen Profeet zijn natie voor mij vertelde. U zult weten dat hij eenogig is, en Allah is niet eenogig.

Soenan Aboe Dawoed, Boek 37, Nummer 4306:

Verteld door Oebadah ibn as-Samit: De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Ik vertelde u zoveel over de Daddjal (de Antichrist) dat ik bang ben dat u het niet begrijpt. De Antichrist is kort, heeft ingetrokken tenen, is wollig-gehaard, eenogig, en blind, en noch uitstrekkend noch diep ingebogen. Als je over hem verward bent, weet dat uw Heer niet eenogig is.

Soenan Aboe Dawoed, Boek 37, Nummer 4311:

Verteld door Fatimah, dochter van Kais:

De Apostel van Allah (vrede zij met hem) stelde eens het gemeenschappelijke nachtgebed uit.

Hij kwam naar buiten zei: “Het gesprek van Tamim ad-Dari hield mij bezig. Hij gaf het door van een man die van de eilanden van de zee kwam. Plotseling vond hij een vrouw die haar haar aan het uitstrekken was. Hij vroeg: “Wie bent u?”

Zij zei: “Ik ben de Djassasah. Ga naar dat kasteel.” Dus ging ik tot het en vond een man die zijn haar aan het uitstrekken was, geketend in ijzeren ketenen, en springend tussen de hemel en de aarde.

Ik vroeg: “Wie bent u?” Hij antwoordde: “Ik ben de Daddjal (de Antichrist). Is de Profeet van het ongeletterde volk nu gekomen?” Ik antwoordde: “Ja.” Hij zei: “Gehoorzaamden of ongehoorzaamden zij hem?” Ik zei: “Nee, zij gehoorzaamden hem.” Hij zei: “Dat is beter voor hen”.

Iemand mag hier opwerpen en beweren dat de tradities 30 Antichristen die in de wereld komen, noemen:

Soenan Aboe Dawoed, Boek 37, Nummer 4319:

Verteld door Aboe Hoeraira:

De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Het Laatste Uur zal niet komen voordat er dertig Daddjals voortkomen, ieder zichzelf ziende alsof hij een apostel van Allah is.” (zie ook Sahieh al-Boechari, Deel 9, Boek 88, Nummer 237)

Dit betekent dat Ibn Saijad één van de dertig Antichristen was, en niet DE Antichrist die juist voor het einde van de wereld moet komen.

Er zijn verscheidene problemen met deze bewering. Allereerst, geen van de tradities beweert dat Ibn Saijad één van de dertig Antichristen is die verschijnen moesten. In plaats daarvan beweren de tradities dat hij DE Daddjal of de Antichrist is. Ten tweede, als we ieder van de data nemen voorgesteld door at-Tabari of Aboe Dawoed, moesten alle dertig Daddjals verschijnen voor 1070-1132 na Christus of voor 1453 na Christus. Tenslotte, volgens het nieuwe testament is Mohammed eigenlijk één van deze Antichristen:

18 Kinderen, het laatste uur is aangebroken. U hebt gehoord dat de antichrist zal komen. Nu al treden er veel antichristen op, en daardoor weten we dat dit het laatste uur is. ... 22 Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de christus de christus is? De antichrist is ieder die de Vader en de Zoon niet erkent. 23 Ieder die de Zoon niet erkent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon erkent, heeft ook de Vader. 1 Johannes 2:18, 22-23

Omdat Mohammed ontkent dat Jezus Gods Zoon is, is hij daarom één van de vele antichristendie moesten komen volgens de apostel Johannes.

Daarom, ongeacht vanuit welk perspectief je ernaar kijkt, we worden achtergelaten met onverzoenbare tegenstrijdigheden en valse voorspellingen.

CONCLUSIE

We hebben zowel de koran als de islamitische traditie onderzocht en zien dat beide bronnen valse voorspellingen bevatten. In het licht van de profetische criteria gegeven door God in Deuteronomium 18 ontdekken we dat Mohammed voor deze toets faalt. Dit betekent dat Mohammed noch een ware profeet noch de profeet zoals Mozes is.

In dienst van onze Grote God en Redder, Jezus Christus, onze opgestane Heer voor altijd. Amen. Kom Heer Jezus. Wij houden altijd van u.


Voetnoten

[1]

Volgens de interpretatie van de koran van Sofjan S. Siregar, Islamitisch Cultureel Centrum Nederland, Den Haag

[2]

Siregar geeft het volgende commentaar: “Het Arabische woord Bidh’oen is hier met ‘enkele’vertaald, het is een getal tussen de 3 en 9. Deze periode wordt gerekend vanaf het verlies van Romeinse gebiedsdelen in het Midden Oosten in 614-615. …”

[3]

Opvallend is dat de koran op het Internet de woorden “Als Allah het wil” weglaat. “Voorwaar, Allah vervulde het visioen van Zijn boodschapper naar waarheid. Voorzeker gij zult de Heilige Moskee (te Makka) in vrede binnengaan met haar geknipt of geschoren zonder vrees. Dus Hij wist wat u onbekend was en Hij heeft u hiervoor een nabijzijnde overwinning toegezegd.”